‘Hoe was je vakantie?’, een veelgestelde vraag in de afgelopen weken. De antwoorden zijn divers. Eén van de rode draden kan zijn, zeker voor de eerste groep vakantiegangers: ‘Veel regen, hè; onze plannen zijn (grotendeels) in het water gevallen.’ Kan regen dan een zegen zijn?
Als iets onze plannen verstoort, zijn we snel ontevreden en zien we regen zeker niet als zegen. Of, we moeten door de weersomstandigheden iets hebben gezien, bezocht, gelezen of ervaren, wat anders niet zo voor de hand liggend was en toch indruk heeft gegeven. Maar regen een zegen?
Regen een zegen? Regens van zegen! God heeft regens van zegen beloofd. En Ik zal den plasregen doen nederdalen op zijn tijd, plasregens van zegen zullen er zijn (Ez. 34 : 26). Wat woest en droog is, zal God met Zijn zegen ‘zo overvloediglijk begenadigen’ (kt. 37). Heeft Gods Geest ons ontdekt dat we woest, droog en dor zijn, wij en onze kinderen? Waar Hij dat heeft gewerkt, zal Hij op Zijn tijd plasregens van zegen geven. Wie? De Leraar ter gerechtigheid. Wat een wonder, in het Hebreeuws betekent hetzelfde woord niet alleen ‘leraar’, maar ook ‘vroegen regen’ (Joël 2:23 en kt.). Christus is Zelf de regen. Als zo een Drie-enig God werkt, zijn dat regens van zegen.
Dat onze bede aan het begin van een nieuw seizoen, voor onze gezinnen, scholen, en kerken mag zijn of Hij plasregens van zegen wil geven! Doorwaai onze planthoven thuis, op school, in Uw huis, doorwaai en geef Uw onmisbare zegen. Zegen ons door Uw Woord en door Uw Geest.
Hij zal gelijk zijn aan den regen
Die daalt op ’t late gras;
Aan droppels, die met milden zegen
Besproeien ’t veldgewas. (Ps. 72:3, ber.)