Ken je dat gevoel: deze leerling is echt niet dom, maar zodra het rekenwerk op tafel komt ‘gaat het lichtje uit’? Je vraagt je af hoe dat kan: Heeft deze leerling geen inzicht, kan hij of zij ‘gewoon’ niet rekenen, of is er soms iets anders aan de hand? Welke begeleiding heeft deze leerling nodig en is er misschien sprake van dyscalculie? Wij helpen je graag om een antwoord te vinden op deze vragen
Leerlingen met rekenproblemen komen op elke school voor. In veel gevallen is men op school goed in staat om het rekenonderwijs op het niveau van deze leerlingen af te stemmen door differentiatie in de klas of extra begeleiding buiten de klas. Soms is dit niet voldoende en laat het kind ondanks de intensieve begeleiding nauwelijks vooruitgang zien. De leerling loopt meer en meer vast en/of het welbevinden komt onder druk te staan. Dat is het moment om te overwegen of externe hulp noodzakelijk is.
Het onderscheid tussen ernstige rekenproblemen en dyscalculie is niet altijd eenvoudig te maken. Het verschil heeft vooral te maken met de hardnekkigheid van het probleem. Als intensieve aangepaste begeleiding (volgens het ERWD-protocol) gedurende een half jaar geen of minimaal effect heeft gehad, is er mogelijk sprake van dyscalculie.
Of er nu sprake is van ernstige rekenproblemen of mogelijk dyscalculie, het in kaart brengen van de problematiek is vaak een eerste stap in het proces. In overleg met de leerlingbegeleider zal worden nagegaan welk onderzoek het meest passend is voor een individuele leerling.
Leerlingen die op één of meerdere onderdelen van rekenen een achterstand hebben, komen in aanmerking voor een didactisch onderzoek. Het doel hiervan is om in kaart te brengen welke rekenvaardigheden het kind beheerst, op welke gebieden hiaten bestaan en wat hier een mogelijke verklaring voor kan zijn. Het onderzoek helpt om zicht te krijgen op de rekenontwikkeling en vormt de basis voor praktische adviezen. De leerkracht en de leerling krijgen aanknopingspunten aangereikt, zodat ze met nieuwe inzichten weer verder kunnen.
Voordat een dyscalculie-onderzoek wordt gestart, moet worden voldaan aan een aantal voorwaarden. Allereerst moet de leerling een grote achterstand hebben ten opzichte van leeftijdgenoten én ten opzichte van de eigen ontwikkeling op andere gebieden. Een vuistregel hiervoor is dat een leerling in groep 5-6 met een gemiddelde intelligentie één jaar achterstand heeft en in groep 7-8 twee jaar. Daarnaast moet er gedurende minimaal een half jaar intensieve begeleiding geboden zijn, wat voor de leerling nauwelijks tot geen aantoonbaar effect heeft gehad. Wanneer de leerling hieraan voldoet, is het raadzaam om een dyscalculie-onderzoek aan te vragen.
Tijdens het onderzoek wordt de aanwezigheid en de ernst van de rekenproblemen onderzocht en wordt nagegaan of er sprake is van onderliggende tekorten in strategieën en procedures. Tevens wordt gekeken of de problemen te verklaren zijn door andere factoren, zoals lagere cognitieve vermogens, aandachts- of werkhoudingsproblemen. Op basis hiervan wordt vastgesteld of de er al dan niet sprake is van dyscalculie.
In alle gevallen worden in de onderzoeksrapportage praktische adviezen gegeven over de begeleiding die deze leerling nodig heeft. Een kind met officieel vastgestelde dyscalculie zal vrijwel altijd een eigen leerlijn rekenen gaan volgen en heeft recht op een dyscalculie-verklaring en daarmee samenhangende faciliteiten (zoals het gebruik van een tafelkaart of het verminderen van lesstof).
Heb je vragen over de rekenontwikkeling van een leerling of wil je een onderzoek aanvragen? Hiervoor kun je terecht bij je eigen onderwijsadviseur!
KOC biedt ook een cursus aan over de begeleiding van kinderen met rekenproblemen. Klik hier als je daar meer over wilt weten. Wil je meer lezen over de basisprincipes van rekendidactiek, klik dan hier.
Overzicht diensten Vorige pagina